Interviews & TipsOnze InterviewsSportTi Amo ItaliaUitgelicht

Stefan Van Loock : “San Siro, dat geeft mij kippenvel”

Italië ademt voetbal..Stefan van Loock, beroepshalve media manager van de Rode Duivels en de Red Flames en voordien sportjournalist bij Play Sports (Telenet), VTM en VRT radio, heeft zijn nieuwste boek uit, “De Paleizen van Koning Voetbal”. Uiteraard met heel wat aandacht voor enkele voetbalstadia met een enorme geschiedenis.

Stefan, wanneer was je laatste reis naar Italië ?

Mijn laatste reis naar Italië was afgelopen zomer. Een vijftal dagen naar het Iseo meer, een miniatuurversie van het Gardameer maar een pak charmanter en idyllischer. Mijn zus en haar man hebben er een appartement met zicht op Monte Isola, een eiland in het midden van het meer. Je kan er naar de kerk van de Madonna della Ceriola, maar dat houden we voor ons volgend bezoek. Vanop het terras kon ik uren zitten staren naar het adembenemende landschap. Je kan er prachtige fietstochten maken en wandelingen in het Riserva naturale Piramidi Di Zone. Het zijn geen piramiden zoals die in Egypte maar het lijken wel hoog opgeschoten stalagmieten. We moesten er een heel stuk voor afdalen tot diep in het woud. Van boven leken ze onbereikbaar. Maar een uur later stonden we aan de voet ervan. Sprakeloos word je ervan.

Is er één bepaalde regio of stad die je het meest kan bekoren ?

Moeilijk te zeggen. Het diepe zuiden, zowel hiel als tip staan nog hoog op mijn verlanglijst, al was ik wel al eens in Lecce, een betoverend mooi stadje. Genua in het noorden vond ik ook bijzonder aangenaam, net als het centrum van Turijn.
Het was in de Tour van 2009 met VTM en we vonden ons hotel niet meteen. We reden over een groot plein en wat verderop zag ik een wat oudere man lopen. Hij was de enige aan wie we de weg konden vragen. Ik draaide mijn raampje open en riep hem. Toen de minzame man bij de auto stond, zag ik plots dat het niemand minder dan voetbaltrainer Claudio Ranieri was.
Met de stad Milaan heb ik weinig, buiten het voetbal dan, net als met de Adriatische kust. Maar ik was raakte wel gecharmeerd door Cesenatico , vlakbij Rimini, toen we er laatste met de Rode Duivels verbleven in de aanloop naar een wedstrijd in San Marino. En Rome mag uiteraard ook niet ontbreken, net als dat andere openluchtmuseum Firenze.
Als ik het nu zo bedenk, ben ik in feite wel door de meeste Italiaanse regio’s gefascineerd. Maar als ik er een moet uitpikken, ga ik voorlopig voor Umbrië, de wat ruigere versie van Toscane.


Vanwaar kwam het idee voor uw boek ?

Ik ben al meer dan een kwarteeuw bezeten door magie van voetbalstadions. In binnen-en buitenland. Als ik naar een wedstrijd ga, heb ik minstens evenveel belangstelling voor het decor en de toeschouwers als voor de acteurs. Stadions, zijn bijzonder fotogeniek zowel vol als leeg. Ik heb er dan ook mijn hobby van gemaakt. Van de beschuttingen naast de provinciale veldjes naar de scala’s van het topvoetbal.
Van de kantine in Erps-Kwerps tot in de lederen fauteuils van het Emirates Stadium in Londen. En als ik door iets of iemand gepassioneerd raak, moet ik er een boek over schrijven of een documentaire over maken. Maar het eerste is goedkoper. Dat was ook het geval met de oude stadions in België waar ik in 1996  met ‘Vergeten Arena’s’ een eerste boek over schreef prachtig geïllustreerd met foto’s van de hand van mijn broer die beroepsfotograaf is. Ook Terug naar Montevideo over de reis van de Rode Duivels naar het eerste WK in 1930 in de Uruguayaanse hoofdstad, was een ei dat ik absoluut moest leggen. Net als de Paleizen van Koning Voetbal.


Italiaanse voetbalstadions kunnen in je boek ‘De paleizen van Koning Voetbal” natuurlijk niet ontbreken, welke hebben het meest indruk op je gemaakt tijdens je carrière als verslaggever ?

Zonder enige twijfel een derby tussen Inter en AC Milan voor de Champions League in een zinderend San Siro. Dat stadion hoeft door zijn geweldige akoestische kwaliteiten niet eens helemaal vol te zitten om je kippenvel te doen krijgen. Daarnaast ook het Olympisch stadion van Rome waar de aanwezigheid van de atletiekpiste nauwelijks invloed heeft op de sfeer. Het galmt er altijd. Ik stond er in 1995 achter de dug-out als lijnreporter bij AS Roma-Eendracht Aalst en  gaf er in 2008 commentaar bij een match tussen AS Roma en Manchester United en twee keer was ik diep onder de indruk van de beklemmende sfeer. Daarnaast laat ook de geschiedenis van dat stadion mij niet onberoerd. Van een bouwwerk ter eer en glorie van Il Duce, Mussolini  naar een sporttempel waar Olympische finales en finales van EK en WK zijn gespeeld.

Stadio Olimpico Rome
Luigi Ferrarisstadion in Genoa

Daarnaast ook genoten van de ‘Engelse’ sfeer in het Luigi Ferrarisstadion van Genua. Inzake architectuur nog altijd een van mooiste van het land. Ook het Stadio dall’ Ara in Bologna waar de Belgen na de uitschakeling op het WK 1990 tegen Engeland geen al te beste herinneringen aan bewaren, kan mij qua architectuur wel bekoren. Vooral door die constructie op de open tribune; het lijkt wel een stadspoor uit vervlogen tijden.  Het is nog een van die typische open arena’s uit eind jaren ’20.

Artemio Franchi stadion in Firenze

Ik mag uiteraard ook San Paolo in Napels net vergeten. Ook zo’n door betonrot aangetaste bak. Maar wat een sfeer! Het stadion siert ook de cover van mijn boek. De foto werd door een Italiaanse dronefotograaf genomen bij zonsopgang met de Vesuvius in de achtergrond.  Momenteel staat het intussen niet meer zo nieuwe stadion van Juventus hoog op mijn ‘wish list’. Compacter dan Delle Alpi en het Stadio Communale en bijgevolg ook sfeervoller.

Derby della Madonnina, de derby tussen AC Milan en Inter

Nieuwe voetbalstadions lijken soms meer op winkelcentra waar voetbal gespeeld wordt, hoe kijk jij naar deze evolutie ?

Met lede ogen. Maar het is niet anders. de authenticiteit van de sport en zijn rijke historie verdwijnt zo op vele plaatsen. Er wordt nu met die combistadions vooral gestreefd naar een zogezegde win-win situatie voor club en handelszaken maar het zuigt de ziel uit onze sport. Niks zo gezellig als voor een wedstrijd in de straten rond het stadion met vrienden pintjes drinken. Dat maakt ook Anderlecht vaak zo heerlijk, Union ook en Beerschot.

Heb je een favoriete ploeg in Italië ?

Niet bepaald. Al zie ik de ploegen met Rode Duivels wel graag hoog eindigen. Als ik er dan toch een moet uitkiezen, ga ik voor Torino, alleen al vanwege die dramatische geschiedenis toen de hele ploeg in 1949 om het leven kwam bij een vliegtuigcrash op de Supergaberg.


Je favoriete Italiaanse speler all time ?

Ik had het destijds nogal voor de keepers. Dus doe mij maar de legendarische Dino Zoff. Een icoon van het Calcio. Zijn latere opvolger bij Juventus Gianluigi Buffon mag er ook wezen. Charisma te koop. En vriendelijk. Toen de Belgen enkele jaren geleden in Italië een wedstrijd gingen spelen, kwam Buffon er gelijktijdig aan met onze materiaalmannen. Hij bood hen spontaan zijn hulp aan.

Als je één Italiaanse voetballer zou mogen kiezen om te interviewen wie zou dat zijn?

Salvatore ‘Toto’ Schillaci. Over zijn verhaal van arme Siciliaan tot topschutter op de Mondiale 90.  En daarna als ik mij niet vergis toch ook weer (te) snel van het internationale toneel verdween.

Dries Mertens, altijd een beetje God in San Paolo stadion

We hebben Lukaku, Mertens, Naingolan in de Calcio. Zien we binnenkort een Belg de titel pakken in de Serie A ?

Ik gun ze het alle drie. Met het mag ook Daouda Peeters zijn, jonge Belg met Guinese roots en belofteninternational die al eens het eerste elftal heeft gehaald en zo de eerste Belg ooit die bij Juventus speelt.

“De Paleizen van Koning Voetbal”, (hardcover 425 pag, 45 euro, WillemsUitgevers) kan je hier bestellen

Back to top button